Onder vuur

In de verte klinken de doffe klappen van Oostenrijks artillerievuur al over het Noord-Italiaanse landschap. De Franse soldaat Jean-Roch Coignet hoort de trommels van zijn compagnie slaan. Hij en de mannen om hem heen rennen in allerijl rond om zich in een linie op te stellen. De lijn is drie man diep en strekt zich links en rechts van hem uit tot diep in de weides en boomgaarden. “Voorwaarts!”, klinkt het commando. 

Het is het jaar 1800 en de troepen zijn Noord-Italië ingetrokken onder leiding van Napoleon om het op te nemen tegen Oostenrijk-Hongarije en Piedmont. Na hun kanonnen de Alpen over te hebben gesleept, arriveert de compagnie bij een dorp dat nog steeds in handen is van Oostenrijk-Hongaarse troepen. 

Ze beginnen te marcheren. De musketten tegen hun schouders, lopend in de maat van het tromgeroffel. De boomgaarden en struiken maken ruimte voor een open gebied. Hun doel duikt voor hen op: een Italiaans dorp, omringd door een lage muur en een poortgebouw boven de weg die erheen leidt. “Er staat een kanon op de weg!”, roepen de mannen in de eerste linie. Ondanks dat de officier ziet dat de Oostenrijkers hun kanon laden, is de enige reactie die ze van hem krijgen: “Doorlopen!” 

“Feuer!”, klinkt het zo’n honderd meter voor ze. Een harde klap doet de grond schudden. Een grote rookpluim spuwt voorwaarts en vanuit de pluim schieten honderden loden balletjes op hen af. De takken van bomen worden kapotgeschoten, stof en droog gras vliegen omhoog en de hagelschotkogels fluiten tussen de hoofden van Coignet en zijn metgezellen door. Coignet bukt – en krijgt direct een klap op zijn rug met de botte kant van een sabel. “Niet bukken!”, roept de officier hem toe. 

Niet bukken? Die man is gek, moeten sommige soldaten denken. Maar het tegendeel is waar. Eén iemand hoeft zijn angst maar te tonen en het slaat over op de rest. De officier die ze opdraagt met geheven hoofd de dood in te lopen, doet niks anders dan hen. Ieder kanonschot dat over hem heen stuitert, wordt volledig genegeerd. De kogels die langs hen heen fluiten eveneens. De man verschuilt zich niet achter zijn troepen, houdt zijn pas niet in en lijkt zichzelf onsterfelijk te achten. Onbevreesd geeft hij het voorbeeld. 

Het moet een raar gezicht zijn geweest in die tijd. Maar deze officier had dezelfde kennis als vele leiders uit onze tijd. Natuurlijk was hij niet onsterfelijk. Hij zal net zo veel angst hebben ervaren als zijn soldaten, hij zal net zo graag naar huis zijn gegaan en ook hij zou bij ieder kanonschot hebben willen bukken. Maar de man wist, als ik buk, bukken zij. Als ik vlucht, vluchten zij. Dus hij bedwong zichzelf en liep gestaag voorwaarts. 

De officier die naast Coignet liep, bezat een bijzonder hoge mate van self-leadership. Hij wist dat als hij zijn mannen mee wilde hebben, hij het voorbeeld moest zetten. En daar was discipline voor nodig. Niet alleen van zijn mannen, maar in de eerste plaats van hemzelf. Hij wist dat als hij zelf niet de controle over zijn emoties en gedachten hield, er geen enkele kans was dat zijn soldaten die wel zouden behouden. 

De officier, die helaas onbekend is gebleven, had de kracht om zijn reptielenbrein te ervaren en radicaal te kiezen het te negeren. Om rechtop te blijven, omdat hij wist dat dit zijn compagnie bijeen zou houden. Omdat hij wist dat dit de enige manier was om te overwinnen. Hij had zichzelf een doel gesteld: dit dorp wordt van ons. Misschien maakte het gedreun van de kanonnen ook hem aan het twijfelen. Maar die gedachte wist hij opzij te zetten en, samen met zijn mannen, vooruit te blijven bewegen. 

Terugkijkende in de tijd moeten we concluderen dat self- leadership geen nieuw concept is. Koningen, generaals, officieren en leiders zijn ontelbare keren in actie gebleven, totdat hun doel was bereikt. Wat dat ook betekende. Zonder dat, wisten ook zij, ben je geen leider. 

Toegevoegd aan je winkelmandje